Opmerkingen in het notebook invoeren

Hiermee kunt u opmerkingen en details invoeren over defecten van objecten.

Om opmerkingen in het notebook in te voeren moet u het volgende doen:

  1. Selecteer Objecten > Notebook.
  2. Klik op Nieuwe record.
  3. Geef de volgende gegevens op:
    Organisatie
    Geef hier de organisatie op waarvoor u opmerkingen wilt invoeren.
    Opmerking
    Geef hier een opmerking op.
  4. Geef desgewenst de volgende gegevens op om een defect vast te leggen:
    Privé
    Schakel dit selectievakje in om aan te geven dat het notebook een privérecord is die behoort tot de gebruiker die het notebook heeft aangemaakt.
    Defect
    Schakel dit selectievakje in om aan te geven dat er een defect is aan het object.

    Als een bestaande open niet-conformiteit met hetzelfde object en hetzelfde type wordt gevonden en als Defect is geselecteerd, wordt een nieuwe waarnemingsrecord aangemaakt. Als een soortgelijke niet-conformiteitsrecord wordt gevonden en een Defect is geselecteerd, wordt een nieuwe record met de kopgegevens van een niet-conformiteit aangemaakt.

    Als het selectievakje niet wordt ingeschakeld, zijn de velden Type niet-conformiteit, Klasse niet-conformiteit en Ernstgraad niet-conformiteit beschermd.

    Historie
    Schakel dit selectievakje in om de record te verbergen voor de standaard-dataspy.
    Objecten
    Geef hier het object met het defect op.
    Type niet-conformiteit
    Geef hier het type niet-conformiteit op.
    Niveau 1
    Geef hier het object voor het eerste niveau op, bijvoorbeeld een traject.
    Niveau 2
    Geef hier het object voor het tweede niveau op, bijvoorbeeld een lijn.
    Niveau 3A
    Geef hier het object voor het derde niveau op, bijvoorbeeld een spoor.
    Niveau 3
    Geef hier het object voor het derde niveau op, bijvoorbeeld een sectie.
    Niveau 4
    Geef hier het object voor het vierde niveau op, bijvoorbeeld het dichtstbijzijnde station.
    Locatie (primaire ID)
    Geef hier de primaire numerieke ID op voor de locatie van de uitgifte die in het notebook wordt vastgelegd.
    Locatie (secundaire ID)
    Geef hier de secundaire numerieke ID op voor de locatie van de uitgifte die in het notebook wordt vastgelegd.
    Gedetailleerde locatie
    Geef desgewenst de gedetailleerde locatie van het defect op.
  5. Klik op Opslaan. Er wordt een mobiel notebooknummer gegenereerd.
    Er wordt ook een niet-conformiteit of een waarnemingsrecord aangemaakt. Als de installatieparameter NOTEBKNC op NO staat, wordt een niet-conformiteit of waarnemingsrecord niet aangemaakt als de notebookrecord wordt opgeslagen terwijl het selectievakje Defect is ingeschakeld.