Instellingen lineaire richtingen
U kunt de richting definiëren waarin lineaire referenties qua lengte toenemen of afnemen.
Een lineair object kan bijvoorbeeld qua lengte toenemen van noord naar zuid. Dit houdt in dat het beginpunt in het noorden ligt en het eindpunt in het zuiden.
De selectie voor noord en zuid betekent niet dat de richting van het lineaire object altijd van noord naar zuid is. Met deze selectie wordt alleen de algemene richting aangegeven.