Gedetailleerde locatiegegevens voor objecten op controlelijsten weergeven

U kunt gedetailleerde locatiegegevens voor lineaire objecten op controlelijsten en inspecties weergeven, instellen en aanpassen met behulp van lineaire referenties die aan het object zijn gekoppeld.

Om gedetailleerde locatiegegevens voor objecten in controlelijsten weer te geven, moet u het volgende doen:

  1. Selecteer Werk > Werkorders.
  2. Selecteer de werkorder waarvoor u controlelijsten wilt weergeven en klik op het tabblad Controlelijst.
  3. Desgewenst selecteert u de werkorderactiviteit voor het onderdeel van de controlelijst of schakelt u het selectievakje Alle records weergeven in om alle werkorderactiviteitrecords weer te geven die niet als uitgesteld zijn gemarkeerd, maar waaraan een controlelijst is gekoppeld.
  4. Desgewenst selecteert u de betreffende werkorderactiviteit voor het onderdeel van de controlelijst of schakelt u het selectievakje Alle records weergeven in om alle jobrecords van de werkorderactiviteit weer te geven die niet als uitgesteld zijn gemarkeerd, maar waaraan een controlelijst is gekoppeld.
  5. Klik op Acties en selecteer dan Gegevens lineaire locatie om lineaire referentiepunten voor relevante objecten te identificeren en in te stellen.
  6. Geef de volgende informatie over het lineaire referentiepunt op:
    Referentiebeginpunt
    Geef hier de herkomst of het beginpunt op waar het werk begint.
    Verschuiving vanaf beginpunt
    Geef hier de verschuiving van het beginpunt op. Dit is de afstand waarmee vanaf het beginpunt van het werk naar het referentiepunt wordt verschoven.
    Percentage verschuiving vanaf beginpunt
    U kunt de verschuiving ook indirect opgeven door een percentage in te voeren van de afstand tussen twee referentiepunten.
    Richting verschuiving vanaf beginpunt
    Geef hier de richting op van de verschuiving ten opzichte van het beginpunt, bijvoorbeeld Noord of Zuid.
    Referentie-eindpunt
    Geef hier het eindpunt in de route op waar het werk wordt afgerond.
    Verschuiving vanaf eindpunt
    Geef hier de verschuiving van het segment vanaf het eindpunt op. Dit is de afstand waarmee het segment vanaf het eindpunt van het lineaire object wordt verschoven.
    Percentage verschuiving vanaf eindpunt
    Geef hier het percentage op waarmee vanaf het eindpunt wordt verschoven.
    Richting verschuiving vanaf eindpunt
    Geef hier de richting op waarin het lineaire object vanaf het eindpunt wordt verschoven, bijvoorbeeld oost of west.
  7. Geef desgewenst in de sectie Extra referentiegegevens de volgende gegevens op om de coördinaten toe te wijzen waar het werk begint:
    X-coördinaat beginpunt
    Geef hier op de kaart de X-coördinaat op voor het beginpunt van het werk, bijvoorbeeld de oorsprong van het werk.
    Y-coördinaat beginpunt
    Geef hier op de kaart de Y-coördinaat op voor het beginpunt van het werk, bijvoorbeeld de oorsprong van het werk.
    Breedtegraad beginpunt
    Geef hier op de kaart de breedtegraad op voor het beginpunt van het werk.
    Lengtegraad eindpunt
    Geef hier op de kaart de lengtegraad op voor het beginpunt van het werk.
    Relatietype beginpunt
    Geef hier het relatietype op van het beginpunt van het werk, bijvoorbeeld parallel, loodrecht, kruisend.
    Horizontale verschuiving vanaf beginpunt
    Geef hier de horizontale afstand tot het werk op. Zo kan de brandkraan 15 meter van de rand van de weg staan waarbij de brandkraan als het beginpunt geldt.
    Type horizontale verschuiving vanaf beginpunt
    Geef hier het type horizontale verschuiving op, bijvoorbeeld Noord, Zuid, Rechts, Links enzovoort.
    Verticale verschuiving vanaf beginpunt
    Geef hier de verticale afstand tot het werk op. Zo kan het verkeerslicht 6 meter boven de weg hangen waarbij het verkeerslicht als beginpunt geldt.
    Type verticale verschuiving vanaf beginpunt
    Geef hier het type verticale verschuiving op, bijvoorbeeld Boven, Beneden, Ondergronds enzovoort.
  8. Klik op Bevestigen.