Instructies voor flexbedrijfsregels en -procedures definiëren
Door Flex SQL-instructies te definiëren kunt u validatieregels vastleggen die specifiek van toepassing zijn voor uw organisatie. U kunt een of meer instructies instellen die moeten worden verwerkt bij gebeurtenissen 'na toevoeging' of 'na bijwerking'.
Het Flex SQL-systeem kan overweg met instructies voor het zoeken (Select) en manipuleren (Insert, Update, Delete) van gegevens. Gebruik instructies van het type Select voor het uitvoeren van een controletoestand.
De SQL-instructie mag zowel hoofdletters als kleine letters bevatten. De identificatie van de rijen moet echter volledig in hoofdletters of volledig in kleine letters zijn opgesteld (bijvoorbeeld :ROWID of :rowid).
Voor elke Flex SQL-instructie is het gebruik van een voorgedefinieerd token :ROWID noodzakelijk. Dit token verwijst naar de identificatie van de databaserij voor de record die in de opgegeven tabel wordt verwerkt. De instructie wordt uitgevoerd voor elke record in de tabel die betrokken is bij een toevoeging of wijziging.
Een instructie kan maximaal 4000 tekens lang zijn. Er is geen speciaal eindteken (;) nodig.
Instructies voor het manipuleren van gegevens zijn toegestaan, maar let erop dat u geen oneindige opeenstapeling van triggerstappen begint. Het is bijvoorbeeld niet verstandig om een Flex SQL-instructie aan te maken waarmee de basistabel wordt bijgewerkt die bij Tabel staat vermeld.
Infor raadt u aan bij het opzetten van uw Flex SQL-procedures nauw samen te werken met uw Infor EAM-adviseur.