Mitigatie RCM-storing toevoegen voor objecten

U kunt mitigatieacties toevoegen voor storingsmodi die zijn gedefinieerd op het tabblad RCM van de objectschermen. Storingsmodi kunnen worden gemitigeerd door gebruik te maken van een PO-schema, door condities te bewaken, door wijzigingen aan te brengen of door een combinatie daarvan.

  1. Kies een van de volgende opties:
    • Objecten > Bedrijfsmiddelen
    • Objecten > Posities
    • Objecten > Systemen
    • Objecten > Locaties
  2. Selecteer het object waarvoor u mitigatieacties wilt definiëren en klik vervolgens op het tabblad Mitigatie RCM-storing.
  3. Geef de volgende gegevens op:
    Organisatie
    Geef de organisatie op die is gekoppeld aan de mitigatie.
    Storingsmodus
    Geef de storingsmodus voor de mitigatie op.
    Type mitigatie
    Geef het type mitigatie op.
    Gemitigeerde waarschijnlijkheid
    Geef aan hoe groot de kans op het risico is nadat het is gemitigeerd. Het prioriteitsnummer risico wordt opnieuw berekend en het nieuwe risiconiveau wordt ingevuld.
    Beperking wordt toegepast
    Schakel dit selectievakje in om aan te geven dat de mitigatie wordt toegepast en meegenomen in de berekening van het risicoprioriteitsnummer van het object. De overeenkomende storingsmodus wordt op het tabblad RCM voor objecten bijgewerkt. Ook het risicoprioriteitsnummer en het risiconiveau voor het object worden mogelijk bijgewerkt.
    Notitie
    Geef desgewenst een notitie voor deze mitigatie op.
    PO-schema
    Geef desgewenst het PO-schema op dat u aan de mitigatie wilt koppelen.
    Uitvoeren om de
    Geef de frequentie voor het geselecteerde PO-schema op.

    U kunt ook een onderhoudspatroon of een PO-plan als onderdeel van de mitigatie toevoegen. U kunt ook een project of een case toevoegen, bijvoorbeeld als een wijziging vereist is. Een aspect kunt u toevoegen als conditiegebaseerde bewaking (inspecties) nodig is. Deze velden zijn optioneel en verborgen op dit tabblad.

  4. Klik op Bevestigen.
  5. Klik op Mitigatie activeren om de mitigatie voor de objecten te activeren.
    Als u op deze optie klikt, gebeurt het volgende:
    • Het object wordt aan het geselecteerde PO-schema toegevoegd als dat nog niet is gebeurd. Vervolgens worden de PO-intervalgegevens gesynchroniseerd.
    • Het object wordt aan het geselecteerde onderhoudspatroon toegevoegd en het wordt voor het eerste volgnummer geactiveerd.
    • Het object wordt aan het geselecteerde PO-plan toegevoegd.