Controlefunctie voor opmerkingen en extra kenmerken beheren

U kunt de controlefunctie voor opmerkingen en extra kenmerken beheren. Selecteer de entiteiten waarvoor de controlefunctie moet worden ingeschakeld, zodat alle wijzigingen in de records met opmerkingen en extra kenmerken worden geregistreerd voor die specifieke entiteit.

  1. Selecteer Beheer > Beveiliging > Controlefunctie instellen.
  2. Klik op het tabblad Opmerkingen en extra kenmerken.
  3. Schakel het selectievakje in naast de entiteit waarvoor een controlefunctie voor opmerkingen en/of extra kenmerken moet worden beheerd.