Uitzonderingen voor waarschuwingen definiëren
U kunt uitzonderingen op de waarschuwingscriteria definiëren. Voer de specifieke records in die andere waarschuwingscriteria hebben dan alle andere records die door de rasterzoekopdracht moeten worden geanalyseerd.
- Selecteer Beheer > Instellen > Waarschuwingsbeheer.
- Selecteer de waarschuwing waarvoor u een uitzondering wilt aanmaken en klik vervolgens op het tabblad Uitzonderingen.
- Klik op Record toevoegen.
-
Geef de volgende gegevens op:
- Rastersleutel 1
- Geef de werkelijke waarde op die in het rasterresultaat wordt verwacht en waarvoor uitzonderingen moeten worden gedefinieerd. NB
Deze waardenlijst wordt gedefinieerd door Entiteit uitzondering op het tabblad Recordweergave.
U kunt uw eigen sleutelvelden maken zonder systeementiteitswaarden te gebruiken.
- Rastersleutel 2
- Geef de werkelijke waarden op die in het rasterresultaat worden verwacht en waarvoor uitzonderingen moeten worden gedefinieerd. NB
De werkelijke waarden van het rasterresultaat voor Rastersleutel 1 en Rastersleutel 2 moeten worden gebruikt in de kolommen die aan Rastersleutelveld 1 en Rastersleutelveld 2 worden gekoppeld op het tabblad Recordweergave. Bijvoorbeeld: object en objectorganisatie worden gekoppeld op het tabblad Recordweergave en vervolgens worden op het tabblad Uitzonderingen de waarden van HVAC-ROOFTOP-01 en ATLANTA weergegeven voor de werkelijke waarden waarvoor uitzonderingen zijn ingesteld.
- Vertraging tussen waarschuwingen
- Geef de tijd (in cijfers) tussen waarschuwingen op voor een specifieke rastersleutel en selecteer vervolgens de eenheid voor de vertraging of de eenheid van tijd voor de vertraging tussen waarschuwingen. Voer bijvoorbeeld 2 in en selecteer vervolgens Uren om vertragingen van 2 uur tussen de waarschuwingen toe te staan. NB
Deze vertraging overschrijft zowel vertragingen voor werkorderwaarschuwingen als voor e-mailnotificaties voor de opgegeven waarde Rastersleutel 1.
- Trigger binnen min./max. waarden
- Selecteer deze optie om waarschuwingen te activeren wanneer de resultaatwaarde binnen de Min. waarde en Max. waarde valt.
- Min. waarde
- Geef de minimale waarde voor Rastersleutelveld 1 op. Er worden waarschuwingen gegenereerd wanneer het resultaat van min./max. waarde minder is dan of gelijk is aan de minimale waarde.
- Max. waarde
- Geef de maximale waarde voor Max. waarde op. Er worden waarschuwingen gegenereerd wanneer het resultaat van min./max. waarde groter is dan of gelijk is aan de maximale waarde.
-
Klik op Bevestigen.
NB
Het systeem overschrijft alle gegevens in Min.waarde of Max. waarde die op het tabblad Recordweergave van het scherm Waarschuwingen zijn opgegeven voor de opgegeven waarde Rastersleutel 1.
Als Min./max. gebruiken niet is geselecteerd op het tabblad Recordweergave, worden de min./max. gegevens genegeerd die zijn opgegeven op het tabblad Uitzonderingen.