KPI's instellen

Voor het Beginscherm definieert u de kritieke prestatie-indicatoren (KPI's). Zo kunt u een KPI definiëren voor het meten van het bedrag dat gedurende een maand is uitgegeven aan het onderhoud van een productielijn.

U selecteert voor de KPI een SQL Select-instructie waarmee de huidige waarde van de KPI wordt berekend. U selecteert voor de KPI ook een scherm waarvoor een koppeling wordt gecreëerd en vervolgens voert u een Dataspy in waarmee automatisch alle records voor de KPI en het aangeroepen scherm worden opgezocht. Tevens kunt u aangeven of de KPI toegankelijk is voor alle gebruikers.

  1. Selecteer Beheer > Beginscherm instellen > KPI instellen.
  2. Klik op Nieuwe record.
  3. Geef de volgende gegevens op:
    KPI-code
    Geef een unieke code voor de KPI op en voer in het veld ernaast een korte omschrijving van de KPI in. Deze omschrijving wordt weergegeven voor de KPI in het Beginscherm.
    Niet in gebruik
    Selecteer deze optie om aan te geven dat de KPI niet moet worden weergegeven in het KPI-zoekvakken.
  4. Geef de volgende gegevens over KPI-details op:
    Frequentie
    Geef de frequentie (in dagen) op waarmee de KPI opnieuw wordt berekend.
    SQL-instructie
    Geef de SQL-instructie op waarmee de huidige waarde van de KPI wordt berekend. Tekst SQL-instructie wordt automatisch ingevuld.
    NB

    SQL-instructie kan de scorelimiet die is vastgelegd in de installatieparameter KPISCOR niet overschrijden.

    Type
    Selecteer hier het KPI-weergavetype dat de gegevens in het Beginscherm moet vertegenwoordigen. Selecteer bijvoorbeeld Donut om de KPI‘s in een meetwaardegrafiek te plaatsen.
  5. Geef de volgende gegevens over KPI-opties op:
    Eenheid
    Geef de eenheid voor de KPI op.
    Historie bijhouden
    Selecteer deze optie om de historische gegevens van de KPI vast te leggen.
    Algemeen
    Selecteer deze optie om de KPI te laten gebruiken door alle gebruikersgroepen.
    NB

    KPI's waaraan gebruikersgroepen zijn gekoppeld, kunnen niet Algemeen zijn.

    Bovenliggende entiteit
    Selecteer deze optie om aan te geven dat de KPI een bovenliggende KPI is.
    Percentage donutstraal
    Als u Donut hebt geselecteerd als het KPI-type, voert u het straalpercentage in voor de donut.
    Min. meetwaarde
    Als u Donut hebt geselecteerd als het KPI-type, voert u de minimale meetwaarde in.
    Max. meetwaarde
    Als u Donut hebt geselecteerd als het KPI-type, voert u de maximale meetwaarde in.
  6. Geef de volgende gegevens over KPI-hyperlinks op:
    Scherm
    Geef het systeemscherm op waarvoor u een hyperlink wilt aanmaken waarmee het scherm wordt geopend voor de KPI.
    NB

    Als u Scherm bijwerkt, wordt Dataspy gewist.

    Forms-scherm
    Geef het Infor EAM Forms-scherm op waarvoor een hyperlink moet worden ingeschakeld om het scherm voor de KPI op te roepen.
    Dataspy
    Selecteer hier de Dataspy waarmee de records worden opgevraagd voor het aangeroepen systeemscherm.
    Filter
    Geef de WHERE-clausule op waaraan de KPI wordt gekoppeld.
  7. Geef de volgende gegevens over de KPI-weergaveopties op:
    Weergave-opties KPI
    Selecteer hier Genormaliseerde waarden (gewogen gemiddelde), Werkelijke waarden (gewogen gemiddelde) of Werkelijke waarden (opgeteld).
    NB

    Als u Weergave-opties KPI wilt inschakelen, moet Moeder zijn geselecteerd.

  8. Klik op Record opslaan.