KPI-bereik definiëren
U definieert een KPI-bereik door een Hoogste waarde en een Laagste waarde in te voeren voor elk scorebereik dat voor een KPI is gedefinieerd.
Tevens geeft u een Normale score op die overeenstemt met elke hoogste en laagste waarde voor een KPI-bereik. Bij het berekenen van de Huidige waarde en de Normale score voor de bovenliggende KPI's wordt de normale score voor een onderliggende KPI doorgegeven aan eventuele bovenliggende KPI's.
Zo wordt er met een onderliggende KPI gemeten wat de productiviteit van een productielijn is gedurende een maand. De streefwaarde voor de KPI is 200.000 eenheden per maand. Als de productielijn tussen 200.000 tot 133.333 eenheden per maand voortbrengt, is de normale score voor de KPI gelijk aan 3. Dit duidt op een uitstekende score. 133.332 tot 66.666 eenheden is 2, een matige score. 66.665 eenheden of minder is 1, een slechte score.
Bij het definiëren van genormaliseerde scores voor KPI-bereik moet de consistentie bewaard blijven. Als u een genormaliseerde score definieert op basis van een schaal van bijvoorbeeld 1 tot 3 voor de ene KPI, moet u dezelfde schaal ook gebruiken voor de andere KPI's.
U kunt geen Normale score invoeren als de KPI een moeder-KPI is.