Beheerinstellingen definiëren
U kunt opties voor beheerinstellingen definiëren om de module aan uw specificaties aan te passen.
- Selecteer Beheer > Beheer instellen.
-
Geef de volgende gegevens op:
- Ophoging regelnummer (INCRLINO)
- Geef de waarde op waarmee het regelnummer moet worden opgehoogd wanneer de automatische regelnummering is geactiveerd.
- Minimum wachtwoordlengte (PASSMINL)
- Geef het minimumaantal tekens op dat een systeemwachtwoord moet bevatten.
- Geldigheid wachtwoord in dagen (SECUPWEP)
- Geef het aantal dagen van de periode voor het verlopen van wachtwoorden op.
- Aantal dagen waarna wachtwoord kan worden hergebruikt (SECUPWRP)
- Geef het aantal dagen op voordat een gebruiker een verlopen wachtwoord opnieuw kan gebruiken.
- Cd-sleutel voor Infor EAM (CDKEY)
- Geef de cd-sleutel voor Infor EAM op.
- Cd-sleutel voor Infor EAM Consumer Reports (CDKEY)
- Geef de cd-sleutel voor Infor EAM Consumer Reports op.
- Cd-sleutel voor Infor EAM Report Author
- Geef de cd-sleutel voor Infor EAM Report Author op.
- Cd-sleutel voor Infor EAM Requestor (CDKEY)
- Geef de cd-sleutel voor Infor EAM Requestor op.
- Cd-sleutel voor Infor EAM Barcoding (7IBCDKEY)
- Geef de cd-sleutel voor Infor EAM Barcoding op.
- Vergrendelpogingen door gebruiker (SECUVIOL)
- Geef het aantal opeenvolgende foute wachtwoorden op dat mag worden ingevoerd voordat een gebruiker het systeem niet meer kan gebruiken. De systeembeheerder moet de gebruiker weer toegang tot het systeem verlenen.
- Wachtwoorden met kleine letters en hoofdletters (PASSUPER)
- Selecteer Ja of Nee om aan te geven of hoofdletters en kleine letters door elkaar mogen worden gebruikt voor de verificatie van wachtwoorden. NO: in het systeem worden geen hoofdletters en kleine letters door elkaar gebruikt voor de verificatie van wachtwoorden. YES: in het systeem worden wel hoofdletters en kleine letters door elkaar gebruikt voor de verificatie van wachtwoorden.
- Gedrag tabblad (TABSAVE)
- Selecteer Invoegen om de invoegmodus weer te activeren nadat een record op de lijst-/detailtabbladen is gewijzigd. Selecteer Bijwerken als u wilt dat de bijwerkmodus geactiveerd blijft nadat een record is gewijzigd.
- Databasenaam (DBNAME)
- Geef uw databasenaam op, bijvoorbeeld 'Productie', 'Ontwikkeling' of 'Test'.
- Bedrijfsnaam (OURCOMP)
- Geef de naam op die in rapporten wordt gebruikt.
- URL applicatieserver (APPURL)
- Geef het URL-pad voor de applicatieserver op.
- Afzender e-mail (SMTPSEND)
- Geef de naam van de e-mailafzender op die door Infor EAM wordt gebruikt.
- E-mailserver (SMTPSERV)
- Geef de naam of het IP-adres van de SMTP-e-mailserver op.
- Tabelruimte conversiegegevens
- Geef een afzonderlijke gegevenstabelruimte op voor alle conversiegegevens.
- Tabelruimte conversie-index
- Geef een afzonderlijke indextabelruimte op voor alle conversiegegevens.
- Verificatiemethode webgebruikers
- Selecteer de methode voor het verifiëren van een Infor EAM-webgebruiker. Selecteer Standaard om de gegevens te gebruiken die zijn gedefinieerd voor gebruikersrecords in Infor EAM. Selecteer LDAP om de gegevens te gebruiken die zijn gedefinieerd in de voor Infor EAM-implementatie geconfigureerde LDAP-provider. Selecteer Extern om een externe verificatieservice te gebruiken die voor de Infor EAM-implementatie is geconfigureerd.
- Verificatiemethode webservices
- Selecteer de methode voor het verifiëren van een Infor EAM Connector-webservicegebruiker. Selecteer Standaard om de gegevens te gebruiken die zijn gedefinieerd voor gebruikersrecords in Infor EAM. Selecteer LDAP om de gegevens te gebruiken die zijn gedefinieerd in de voor Infor EAM-implementatie geconfigureerde LDAP-provider. Selecteer Extern om een externe verificatieservice te gebruiken die voor de Infor EAM-implementatie is geconfigureerd.
- Verificatiemethode Mobile-gebruikers
- Selecteer hier de methode voor het verifiëren van een Infor EAM Mobile-gebruiker. Selecteer Standaard om de gegevens te gebruiken die zijn gedefinieerd voor gebruikersrecords in Infor EAM. Selecteer LDAP om de gegevens te gebruiken die zijn gedefinieerd in de voor Infor EAM-implementatie geconfigureerde LDAP-provider. Selecteer Extern om een externe verificatieservice te gebruiken die voor de Infor EAM-implementatie is geconfigureerd.
- Verificatiemethode Databridge
- Selecteer de methode voor het verifiëren van een Infor EAM Databridge-gebruiker. Selecteer Standaard om de gegevens te gebruiken die zijn gedefinieerd voor gebruikersrecords in Infor EAM. Selecteer LDAP om de gegevens te gebruiken die zijn gedefinieerd in de voor Infor EAM-implementatie geconfigureerde LDAP-provider. Selecteer Extern om een externe verificatieservice te gebruiken die voor de Infor EAM-implementatie is geconfigureerd.
- KPI-stuurprogramma inschakelen/KPI-stuurprogramma uitschakelen
- Klik hierop om het KPI-stuurprogramma in of uit te schakelen.
- E-mailstuurprogramma inschakelen/E-mailstuurprogramma uitschakelen
- Klik hierop om het E-mailstuurprogramma in of uit te schakelen.
- Klik op Record opslaan.
Gerelateerde onderwerpen