Toelichting op objecten
Objecten zijn entiteiten waarvoor u gegevens opslaat en werkorders aanmaakt. Er zijn veel verschillende soorten objecten. De vier belangrijkste objecttypen zijn: locaties, systemen, posities en bedrijfsmiddelen.
Type | Omschrijving |
---|---|
Locaties | De fysieke plaats van een systeem, positie of bedrijfsmiddel. Een pomp bevindt zich bijvoorbeeld in hal 104. |
Systemen | Een verzameling posities en/of bedrijfsmiddelen die op zo'n manier samenwerken dat wanneer één onderdeel uitvalt, dat gevolgen heeft voor alle onderdelen. Als bijvoorbeeld een pomp het niet meer doet, moet u de volledige waterleiding afsluiten om de pomp te repareren. |
Posities | De functie die door een algemeen soort bedrijfsmiddel wordt vervuld. Een pomp waarmee bijvoorbeeld water van de ene tank naar de andere wordt verplaatst, is een functionele positie, die kan worden ingevuld door een aantal werkelijke, fysiek aanwezige pompen (bedrijfsmiddelen). Een positie wordt ook wel een "functionele positie" genoemd. |
Bedrijfsmiddelen | Over het algemeen is dit een fysiek object. Bedrijfsmiddelen zijn de basiseenheid van de objectgegevens en de kleinst mogelijke eenheid voor het traceren van kapitaalinvesteringen. |
Locaties, systemen, posities en bedrijfsmiddelen vormen een hiërarchie van objectgegevens, waarin locaties bovenaan staan en bedrijfsmiddelen onderaan. De gegevens worden onderling gedeeld door alle niveaus van de objectstructuur. Zo worden de gegevens voor een werkorder voor een bepaald bedrijfsmiddel ook opgeslagen in de positie-, systeem- en locatieobjecten waartoe het bedrijfsmiddel behoort. Hierdoor kunt u de bedrijfsmiddelen en hun prestaties zeer nauwgezet en in verschillende omstandigheden traceren om zo de prestaties van complete systemen te kunnen beoordelen, evenals de gevolgen die locaties en posities hebben op systemen en bedrijfsmiddelen.
Stel dat u een pomp hebt (PO-9476-96) die service doet in een bepaalde functionele positie (POMP-03) in een bepaald systeem op de eerste verdieping (VERDI-01). De pomp gaat kapot. U verwijdert de pomp uit het systeem voor reparatie en u plaatst een andere pomp (PO-4854-93) in die positie. De werkordergegevens van de defecte pomp worden niet alleen opgeslagen bij het pompobject (PO-9476-96), maar ook bij het positieobject (POMP-03) en het locatieobject (VERDI-01). Na reparatie plaatst u de pomp in een andere functionele positie (POMP-02) op de tweede verdieping (VERDI-02). Wanneer de pomp enige tijd in die positie service heeft gedaan, kunt u het volgende gaan vergelijken:
- de prestaties van PO-9476-96 ten opzichte van die van PO-4854-93 in positie POMP-03 in locatie VERDI-01
- de prestaties van PO-9476-96 in positie POMP-03 in locatie VERDI-01 ten opzichte van de prestaties van die pomp in positie POMP-02 in locatie VERDI-02