Bedrijfsmiddelen definiëren
U moet de bedrijfsmiddelen van uw organisatie definiëren als objecten.
De installatieparameter ASSETASS bepaalt of bij het aanmaken van inkooporders of bij de ontvangst bedrijfsmiddelen worden herkend.
- Selecteer Objecten > Bedrijfsmiddelen.
- Klik op Nieuwe record.
-
Geef Organisatie, Afdeling, Type en Operationele status op.
NB
Object kan niet beschikbaar worden gemaakt voor gebruik als er voorgeschreven artikelen aanwezig zijn met benodigde reparaties. De controlelijstonderdelen voor het object moeten een oplossing van het type Reparatie gereed of Tijdelijke reparatie hebben met een vervolgwerkorder-activiteit of uitgesteld onderhoud.
-
Geef de volgende gegevens op:
- Bedrijfsmiddel
- Geef een unieke code voor het bedrijfsmiddel op en geef in het veld ernaast een omschrijving ervan. NB
Als de installatieparameter AUTOANUM op YES staat, wordt automatisch een bedrijfsmiddelnummer toegewezen wanneer bij Bedrijfsmiddel geen code wordt opgegeven.
- Geleend aan afdeling
- Voer hier de afdeling in waaraan het bedrijfsmiddel uitgeleend.
- Afdeling werkorder onderhoudspatroon
- Voer de afdeling in die verantwoordelijk is voor de PO-werkorder. NB
Als de afdeling voor de PO-schema’s en de werkorders van onderhoudspatronen niet is ingevuld, wordt de afdeling van de PO-werkorder gebruikt voor het genereren van werkorders. Anders wordt de afdeling gebruikt.
- Status
- Selecteer de status van het bedrijfsmiddel. De standaard statuswaarden omvatten de volgende opties: NB
Als uw opties afwijken van deze standaardopties, kan het zijn dat uw systeembeheerder de statusopties van uw organisatie heeft aangemaakt of gewijzigd. Neem voor meer informatie contact op met de systeembeheerder.
Systeemcode Optie Omschrijving * Elke code NBDit is een systeemstatus die niet door gebruikers kan worden geselecteerd.
A In afwachting van bestelling Communiceert met de inkoopmodule. Als bedrijfsmiddelen worden herkend bij het aanmaken van inkooporders, moet een bedrijfsmiddel worden aangemaakt op het moment dat inkooporders worden gegenereerd. Met de installatieparameter ASSETASS wordt bepaald wanneer bedrijfsmiddelen worden herkend: bij ontvangst (R) of bij het aanmaken van een inkooporder (P). B Gekocht/in magazijn NBDit is een systeemstatus die niet door gebruikers kan worden geselecteerd.
C In magazijn Gereserveerd voor nieuwe bedrijfsmiddelen die in het magazijn van een bedrijf worden ontvangen. Selecteer de Status In magazijn alleen wanneer u een bedrijfsmiddel definieert in het magazijn. CIR In reparatie NBDit is een systeemstatus die niet door gebruikers kan worden geselecteerd.
U moet het per bedrijfsmiddel getraceerde artikel op een interne reparatieontvangst of een inkooporderontvangst ontvangen of afvoeren om te vragen om een statuswijziging.
CRR Te repareren NBDit is een systeemstatus die niet door gebruikers kan worden geselecteerd.
Als het bedrijfsmiddel geen bovenliggende bedrijfsmiddelen heeft, kan de status worden bewerkt maar kan deze alleen worden gewijzigd in een andere status van CRR of Geïnstalleerd (I).
D Buiten bedrijf Toegewezen wanneer een bedrijfsmiddel niet meer beschikbaar is voor gebruik. Deze status is niet beschikbaar wanneer voor het eerst bedrijfsmiddelen worden aangemaakt. Het veld Datum buitenbedrijfstelling wordt automatisch ingevuld. I Geïnstalleerd Toegewezen wanneer een bedrijfsmiddel geïnstalleerd en actief is in het bedrijf. T Onderweg NBDit is een systeemstatus die niet door gebruikers kan worden geselecteerd.
- Voer Klasse, Categorie, Kostencode, Profiel, Systeemniveau, Assemblageniveau, Componentniveau, Datum ingebruikname, Objectwaarde, Datum buiten bedrijf, Datum verkocht/afgevoerd, Oorspronkelijke ontvangstdatum, Laatste ontvangstdatum, Oorspronkelijke instalatiedatum en Laatste installatiedatum in.
-
Geef de volgende gegevens op:
- Productie
- Schakel dit selectievakje in als het bedrijfsmiddel wordt gebruikt tijdens de productie.
- Veiligheid
- Schakel dit selectievakje in als bepaalde veiligheidsvoorschriften in acht moeten worden genomen wanneer met dit bedrijfsmiddel wordt gewerkt.
- Niet in gebruik
- Schakel dit selectievakje in als het bedrijfsmiddel niet in gebruik is.
- Gereedmelding werkorder voorkomen
- Selecteer deze optie om aan te geven dat werkorders voor dit bedrijfsmiddel niet mogen worden afgesloten .
- Huidige werkruimte
- Geef desgewenst de huidige werkruimte van het bedrijfsmiddel op.
- Toegewezen aan
- Voer hier de naam in van degene die verantwoordelijk is voor het bedrijfsmiddel.
- Metereenheid
- Voer hier de primaire eenheid voor het bedrijfsmiddel in.
- Kritiek belang
- Voer hier de code in waarmee wordt aangegeven in welke mate het bedrijfsmiddel van belang is voor de algehele productie van goederen of services ten behoeve van uw organisatie. NB
De waarde van Kritiek wordt overgenomen in de werkorders wanneer aan het bedrijfsmiddel onderhoud moet worden gepleegd.
- Toestand
- Selecteer hier de toestand van het bedrijfsmiddel. NB
Als u Wijzigingsbericht in afwachting, Wijzigingsbericht in uitvoering of Wijzigingsbericht voltooid selecteert, moet een waarde voor Wijzigingsbericht worden opgegeven. Als u Goed of Defect selecteert, wordt Wijzigingsbericht gewist.
- Wijzigingsbericht
- Geef hier het wijzigingsbericht voor het bedrijfsmiddel op. NB
Als u de waarde opgeeft of wijzigt voor Wijzigingsbericht, wordt Toestand gewijzigd in Wijzigingsbericht in afwachting als Toestand niet wordt ingevuld. Als u Wijzigingsbericht wist, wordt Toestand veranderd in Goed.
- cGMP
- Schakel dit selectievakje in om aan te geven dat op het object de cGMP-normen van toepassing zijn (cGMP = current Good Manufacturing Practices).
- Begin slaapperiode
- Voer hier de datum in waarop de slaapperiode voor de PO-werkorders voor het object begint.
- Einde slaapperiode
- Voer hier de datum in waarop de slaapperiode voor de PO-werkorders voor het object eindigt.
- Slaapperiode opnieuw gebruiken
- Schakel dit selectievakje in om elk jaar opnieuw dezelfde opgegeven slaapperiode te gebruiken voor de PO-werkorders voor het object.
- Resources traceren
- Schakel dit selectievakje in om de resources te traceren die rechtstreeks aan dit object zijn gerelateerd.
- Bewaking temperaturen
- Schakel dit selectievakje in als er voor het object mogelijkheden zijn om temperaturen bij te houden.
- Combinatie
- Voer hier een combinatie in waaraan u het bedrijfsmiddel wilt koppelen.
- Positie instellen
- Voer hier de positie van de combinatie op.
- Boek-ID Documoto
- Voer een specifiek boek van Documoto in waaraan u het bedrijfsmiddel wilt koppelen.
- Stuurprogramma
- Geef de bestuurder op die aan het bedrijfsmiddel is gekoppeld als het een voertuig is.
- Telefoonnummer bestuurder
- Geef het telefoonnummer op van de bestuurder die aan het bedrijfsmiddel is gekoppeld.
- Toegankelijk
- Schakel dit selectievakje in als het voertuig toegankelijk is voor personen met een beperking.
- Rookvrije zone
- Schakel dit selectievakje in als het voertuig rookvrij dient te zijn.
- Schakel het selectievakje Voertuig in als het bedrijfsmiddel een voertuig is. Als het selectievakje is ingeschakeld, kunt u kwalificaties koppelen voor objecten op het tabblad Kwalificaties.
-
Geef Klant wagenpark, Factureringscode en Code prijsverhoging op.
NB
Als een Factureringscode of een Code prijsverhoging rechtstreeks aan het bedrijfsmiddel wordt gekoppeld, worden deze codes altijd aan de bon toegewezen, ongeacht de Factureringscode die op het scherm Factureringscodes aan de wagenparkklant wordt gekoppeld.
De waarde van de velden Klant wagenpark, Kostencode, Voertuigstatus en Uitgegeven aan moet hoofdzakelijk worden geregeld via het proces voor voertuigbonnen. De Status voertuig moet op Beschikbaar staan om via een bon te kunnen worden uitgegeven.
-
Geef desgewenst de volgende voertuiggegevens op:
- Voertuigstatus
- Geef hier de status van het voertuig op.
- Type voertuig
- Voer hier het type voertuig in.
- Reserveerbaar object
- Schakel dit selectievakje in als het bedrijfsmiddel kan worden gereserveerd.
- Verhuur-sjabloon
- Voer hier de sjabloon in die voor de verhuurreservering wordt gebruikt.
- Contractobjecten
- Schakel het selectievakje in als het bedrijfsmiddel een contractobject is.
- Contractsjabloon
- Voer de sjabloon in die voor het contract wordt gebruikt.
- Klant
- Geef de verhuurklant op.
- Beschikbaarheidsstatus
- Geef hier de beschikbaarheid van het bedrijfsmiddel op.
- Uitgegeven aan
- Geef hier op aan wie het bedrijfsmiddel is uitgegeven.
- Lijst eigenaren reserveringskalender
- Geef hier de goedkeuringslijst op voor de Eigenaar reserveringskalender.
- Eigenaar reserveringskalender
- Geef hier de eigenaar van de reserveringskalender op die de objectreserveringen kan bewerken.
- Geef gegevens voor Producent, Serienummer, Model en Revisie op.
- Geef desgewenst de gegevens op voor Hardware-versie, Software-versie, Bedrijfsmiddel-ID inkoop, ID biomedisch bedrijfsmiddel, UMDNS-code, OEM-locatie/Systeem-ID, Leverancier en Dekkingstype.
-
Voer hier het Artikel, het Magazijn, de Bergruimte en de Partij in.
NB
Voer alleen artikelen in die per bedrijfsmiddel worden bijgehouden. U kunt alleen een Magazijn en Bergruimte invoeren als het object de Status Wachtend op bestelling of In magazijn heeft.
- Geef hier de Kalendergroep, Boetefactor en Minimumboete op.
-
Schakel het selectievakje Serviceverleningsmatrix in om de werkorders voor dit object te beperken tot een voorgedefinieerde serviceverleningsmatrix.
NB
Serviceverleningsmatrix moet worden geselecteerd voor Validatie serviceprobleemcode op het tabblad Callcenter instellen.
- Geef de gegevens op in het veld Moederbedrijfsmiddel en schakel vervolgens het selectievakje Afhankelijk in als het bedrijfsmiddel afhankelijk is van het moederbedrijfsmiddel. Schakel vervolgens het selectievakje Kostendoorgifte in als de kosten moeten worden doorgegeven aan het bovenliggende bedrijfsmiddel.
- Geef de gegevens op in het veld Primaire systeem en schakel vervolgens het selectievakje Afhankelijk in als het bedrijfsmiddel afhankelijk is van het primaire systeem. Schakel vervolgens het selectievakje Kostendoorgifte in als de kosten moeten worden doorgegeven aan het primaire systeem.
- Geef de gegevens op in het veld Positie en schakel vervolgens het selectievakje Afhankelijk in als het bedrijfsmiddel afhankelijk is van de positie. Selecteer vervolgens de optie Kosten doorgeven als de kosten moeten worden doorgegeven aan de positie.
-
Geef de gegevens op voor Locatie, Objectlengte, Eenheid objectlengte, Eenheid lineaire ref., Nauwkeurigheid ref., Geografische referentie, Inspectierichting en Stroom.
NB
Het selectievakje Objectlengte overschrijven wordt automatisch ingeschakeld als de opgegeven Objectlengte afwijkt van de lengte die is berekend op basis van Beginpunt en Eindpunt.
-
Geef de volgende gegevens op:
- Lockout/tagout
- Schakel dit selectievakje in als het object voldoet aan OSHA-voorschriften ten aanzien van lockout/tagout-procedures. Dit voorschrift zorgt ervoor dat machines correct worden afgesloten en dat ze pas weer worden gestart als de service of het onderhoud aan de machine is voltooid.
- Persoonlijke beschermingsmiddelen
- Schakel dit selectievakje in als OSHA het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen tijdens het werken met de apparatuur vereist om blootstelling aan gevaren of het risico op letsel te reduceren.
- Gesloten ruimte
- Schakel dit selectievakje in als het object zich bevindt in een gebied dat volgens OSHA-voorschriften als een afgesloten ruimte wordt gedefinieerd.
- Toestandsverklaring
- Schakel dit selectievakje in om aan te geven dat het systeem is gerelateerd aan de Toestandsverklaring zoals vereist door The Joint Commission.
- Onderhoudsprogramma gebouwen
- Schakel dit selectievakje in om aan te geven dat de inventarisatie van de voorraad systeemobjecten heeft plaatsgevonden binnen het onderhoudsprogramma gebouwen.
- HIPAA-vertrouwelijkheid
- Schakel dit selectievakje in om aan te geven dat het systeemobject vertrouwelijke gezondheidsinformatie over patiënten bevat en dat het object moet voldoen aan voorschriften.
-
Geef de volgende gegevens op:
NB
De waarden van de FCI-gegevens moeten worden ingevoerd op basis van het planningsbudget en de investeringsgegevens die afkomstig zijn van een audit door derden.
- Kosten van benodigde reparaties
- Voer de kosten van de benodigde reparaties in. De valuta wordt automatisch ingevuld en Komt in aanmerking voor Energy Star-label wordt standaard op uitgeschakeld ingesteld.
- Vervangingswaarde
- Voer de huidige vervangingswaarde voor het object in. De valuta wordt automatisch ingevuld.
- Index vestigingscondities
- Voer de resultante van de FCI in aan de hand van de onderhoudsgegevens.
Kosten van benodigde reparaties / Huidige vervangingswaarde = FCI
- Vloeroppervlak
- Voer het vloeroppervlak in en vervolgens de eenheid daarvoor.
- Energierekeningen traceren
- Schakel dit selectievakje in om aan te geven dat er voor het bedrijfsmiddel energierekeningen kunnen worden vastgelegd.
- GAS traceren
- Schakel dit selectievakje in om het object als GAS-getraceerd (Global Asset Sustainability) in te stellen. NB
Indien er gegevens aanwezig zijn op het tabblad Voorzien verbruik of Werkelijk verbruik, moet het object GAS-getraceerd blijven.
- Voer hier de Geschatte opbrengst, de Regio, het Primair gebruik, het Bouwjaar en de Economische levensduur (jaren) in.
- Geef de gegevens op voor Type eigendom, Voorraadverificatiedatum, Objectwaarde, Inkoopordernummer, Inkoopdatum, Inkoopkosten en Type afstoting.
-
Schakel het selectievakje Betrouwbaarheidsrangorde-gegevens vergrendelen in om de betrouwbaarheidsrangordewaarden voor het object te vergrendelen op het tabblad Onderzoek rangorden van het scherm Object.
NB
Als Betrouwbaarheidsrangordewaarden vergrendelen is geselecteerd, mag de gebruiker de antwoorden van het betrouwbaarheidsonderzoek niet wijzigen en mogen geen betrouwbaarheidsrangordewaarden voor het object worden berekend. Ook mag geen object worden geselecteerd om te worden bijgewerkt op het scherm Objectrangordewaarden batchgewijs bijwerken.
-
Geef de volgende gegevens op:
- Betrouwbaarheidsrangorde
- Voer hier de betrouwbaarheidsrangordecode voor het object in. De gegevens in de velden Betrouwbaarheidsrangorde-index, Score betrouwbaarheidsrangorde, Niet-gesynchroniseerde betrouwbaarheidsrangordewaarden, Laatst berekende betrouwbaarheidsrangordewaarden, Datum laatste bijwerking betrouwbaarheidsonderzoek en Datum laatste bijwerking instellingen betrouwbaarheidsrangorde worden automatisch ingevuld nadat het betrouwbaarheidsonderzoek is beantwoord.
- Conditiescore correctie
- Geef hier de correctie van de conditiescore op.
- Reden correctie
- Geef hier de reden voor de correctie van de conditiescore op.
- Correctiedatum
- Geef hier de datum op waarop de correctie van de conditiescore van kracht wordt.
- Gebruik correctie
- Geef hier het gebruik op waarbij de correctie van de conditiescore van kracht wordt. Dit veld is vereist als de velden Conditiescore correctie en Metereenheid niet leeg zijn.
- Gebruik levensduur
- Geef hier de economische levensduur op van het object op basis van het gebruik van het object.
-
Geef de volgende gegevens op:
- Streefwaarde vermogensfactor
- Voer hier de streefwaarde vermogensfactor in die voor het bedrijfsmiddel is vastgesteld.
- Streefwaarde piekvraag (W)
- Voer hier de streefwaarde piekvraag in watt in voor het bedrijfsmiddel.
- Beginperiode facturering
- Voer de begindatum van de factureringsperiode in. De piekvraagmetingen zijn relevant na deze datum.
NB
Met de piekvraagwaarschuwing wordt dit veld bijgewerkt op basis van de opgegeven waarde in Factureren om de, maar mogelijk moeten handmatige wijzigingen worden aangebracht. Dit hangt af van de werkelijke ontvangen energierekeningen.
- Factureren om de
- Geef het interval op dat verstreken moet zijn voordat de volgende factuur wordt verwacht. Selecteer vervolgens de eenheid in het veld ernaast.
- Efficiëntieverlies bij fase-onbalans van 1%
- Geef hier het efficiëntieverlies op bij 1 procent onbalans.
- Efficiëntieverlies bij fase-onbalans van 2%
- Geef hier het efficiëntieverlies op bij 2 procent onbalans.
- Efficiëntieverlies bij fase-onbalans van 3%
- Geef hier het efficiëntieverlies op bij 3 procent onbalans.
- Efficiëntieverlies bij fase-onbalans van 4%
- Geef hier het efficiëntieverlies op bij 4 procent onbalans.
- Efficiëntieverlies bij fase-onbalans van 5%
- Geef hier het efficiëntieverlies op bij 5 procent onbalans.
- Prestatiebeheerder
- Voer hier de energieprestatiebeheerder in die verantwoordelijk is voor het object.
- Interval meterstand electriciteit
- Voer de lengte in van het tijdsinterval in minuten dat aangeeft hoe vaak de meterstand elektriciteit wordt gelezen.
- Drempelwaarde electriticeitsgebruik
- Voer hier de stroom in ampères in waarboven het object als actief wordt beschouwd.
-
Klik op Record opslaan.
NB
Als er een controle is uitgevoerd op het tabblad Veiligheid, worden de velden Controle veiligheidsdatum benodigd en Veiligheid gecontroleerd door automatisch ingevuld.
Als er een controle is uitgevoerd op het tabblad Vergunningen, worden Controle vergunningdatum vereist en Vergunning gecontroleerd door automatisch ingevuld.
Als er een controle is uitgevoerd op het tabblad LOTO, worden Controle LOTO-datum vereist en LOTO gecontroleerd door automatisch ingevuld.