Lineaire objecten definiëren

Met lineaire objecten worden objecten bedoeld die een bepaalde afstand (lengte) in beslag nemen, zoals een snelweg of brug. U kunt werkorders aanmaken voor specifieke punten of segmenten van een lineair object. Op deze manier kunnen de werkorders, kosten en gebeurtenissen voor het hele object worden bijgehouden.

Nadat u een record voor een lineair object hebt gedefinieerd, kunt u er lineaire referenties aan toevoegen.

NB

U kunt Objectlengte of Eenheid objectlengte van een bestaande objectrecord wijzigen zolang er geen lineaire referenties bestaan die buiten de nieuwe opgegeven lengte bij Eenheid lineaire referentie vallen.

Als u de lengte van een lineair object wijzigt, kunnen de bijbehorende PO-records automatisch worden gewijzigd als de installatieparameter PMRVCTRL op NO staat. Als de nieuwe lengte van het object binnen de lengte van het PO valt of daar precies op valt, wordt het veld Eindpunt van de PO-record automatisch aangepast op basis van de nieuwe objectlengte. Als de nieuwe objectlengte de lengte van het PO overschrijdt, wordt de PO-record niet bijgewerkt.

  1. Kies een van de volgende opties:
    • Objecten > Bedrijfsmiddelen
    • Objecten > Posities
    • Objecten > Systemen
  2. Klik op Nieuwe record.
  3. Geef de gegevens op die nodig zijn om het object te definiëren.
  4. Geef de volgende gegevens op:
    Objectlengte
    Geef hier de lengte van het object op.
    Eenheid objectlengte
    Geef hier de eenheid voor de Objectlengte op.
    Eenheid lineaire ref.
    Geef hier de eenheid voor lineaire referenties op. De eenheid van de velden Beginpunt en Eindpunt voor werkorders wordt standaard ingesteld op basis van Eenheid lineaire ref. Lineaire referenties kunnen een andere eenheid hebben dan de Objectlengte. Als het systeem is geïntegreerd in het GIS-systeem van ESRI bijvoorbeeld, kan de kaart van het object zijn gebaseerd op meters, terwijl voor lineaire referenties (kilometerpaaltjes bijvoorbeeld) kilometers worden gebruikt.
    Nauwkeurigheid ref.
    Geef hier het aantal decimalen op dat wordt gebruikt voor lineaire referenties.
    NB

    Als u zelf geen Nauwkeurigheid referentie opgeeft, wordt de nauwkeurigheid automatisch op 0 ingesteld.

    Geografische ref.
    Voer hier een geografische referentie voor het object in.
    Inspectierichting
    Voer de richting in waarin de inspectie van een object meestal wordt uitgevoerd.
    Stroom
    Voer de richting in waarin het proces meestal stroomt.

    Zo kunt u de richting invoeren van het verkeer in een straat of waarin de olie door een pijp stroomt.

    Lineaire kostenweging
    Voer een waarde in voor de gewogen kosten van het object. Dit gewichtskenmerk bepaalt welk percentage van de werkorderkosten aan het object wordt toegewezen als de kosten van de onderliggende entiteit aan de bovenliggende entiteit worden doorgegeven.

    Als bijvoorbeeld een treinstel wordt geëxploiteerd door twee verschillende spoormaatschappijen en de onderhoudskosten moeten worden gedeeld. Zonder het gewichtskenmerk worden alle kosten aan beide regels doorgegeven. Als u de kosten evenredig over de twee regels wilt verdelen, kunt u voor beide regels de gewichtswaarde 1 invullen

  5. Klik op Record opslaan.