Objectconfiguraties aanmaken

U kunt objectconfiguraties aanmaken om deze als objectsjablonen te gebruiken. Als u een objectconfiguratie hebt aangemaakt, kunt u deze gebruiken voor het versneld definiëren van bedrijfsmiddelen, posities en systemen waarvoor dezelfde gegevens nodig zijn als in de sjabloon van de objectconfiguratie.

Om objectconfiguraties aan te maken, moet u het volgende doen:

  1. Selecteer Objecten > Objectconfiguratie > Objectconfiguraties
  2. Klik op Nieuwe record.
  3. Geef de volgende gegevens op:
    Objectconfiguratie
    Voer een unieke code in voor de objectconfiguratie en voer vervolgens een omschrijving in in het veld ernaast.
    Status
    Selecteer de status van de objectconfiguratie.
    Organisatie
    Voer hier de organisatie in waartoe de objectconfiguratie behoort, als u met beveiliging op basis van meerdere organisaties werkt.
    Afdeling
    Voer de afdeling van het object in.
    Klasse
    Voer hier de klasse van het object in.
    Categorie
    De categorie van het object opgeven.
    Kostencode
    De kostencode van het object opgeven.
    Objectwaarde
    De waarde van het object (in het algemeen, de aankoopprijs) opgeven.
    Toegewezen aan
    Voer hier de naam in van degene die verantwoordelijk is voor het object.
    Metereenheid
    Voer hier de metereenheid in van het object dat u met deze objectconfiguratie wilt definiëren.
    Kritiek belang
    Voer hier de code in waarmee wordt aangegeven in welke mate het systeem van belang is voor de algehele productie van goederen of services ten behoeve van uw organisatie.
    Begin slaapperiode
    Voer hier de datum in waarop de slaapperiode voor de PO-werkorders voor het object begint.
    Einde slaapperiode
    Voer hier de datum in waarop de slaapperiode voor de PO-werkorders voor het object eindigt.
    Slaapperiode opnieuw gebruiken
    Selecteer deze optie om elk jaar opnieuw dezelfde opgegeven slaapperiode te gebruiken voor de PO-werkorders voor het object.
    Productie
    Selecteer deze optie als het object wordt gebruikt tijdens de productie.
    Veiligheid
    Selecteer deze optie als bepaalde veiligheidsvoorschriften in acht moeten worden genomen wanneer met dit object wordt gewerkt.
    cGMP
    Selecteer deze optie om aan te geven dat op het object de cGMP-normen van toepassing zijn (current Good Manufacturing Practices).
    Gereedmelding niet-PO-werkorder voorkomen
    Selecteer om voltooiing werkorder niet-PO te voorkomen.
    Systeemniveau
    Geef de EMRS-codes op die het systeemniveau voor het object aanduiden.
    Deelniveau
    Geef de EMRS-codes op die het deelniveau voor het object aanduiden.
    Componentniveau
    Geef de EMRS-codes op die het componentniveau voor het object aanduiden.
    Voertuig
    Selecteer deze optie als het object een voertuig is.
    Artikellocatie
    Voer de componentlocatie in voor het object.
    Alias
    Voer een alias in voor het object.
    Niet in gebruik
    Selecteer deze optie om de objectconfiguratie niet te laten weergeven in zoekvakken.
    Producent
    Voer de producent van het object in.
    Model
    Voer het modelnummer van het object in.
    Modelrevisie
    Voer het revisienummer van het object in.
    Artikel
    Geef het artikel op dat u aan de objectconfiguratie wilt koppelen. Het veld Organisatie artikel wordt automatisch ingevuld. U kunt een artikel niet opgeven als Objecttype op positie of systeem staat.
    Objecttype
    Voer het type in van het object.
    Objectvoorvoegsel
    Geef een unieke voorvoegselcode op voor het object.
    Objectachtervoegsel
    Voer een unieke achtervoegselcode in voor het object.
    Lengte volgorde
    Voer hier de lengte van de volgorde in die wordt gebruikt als Automatisch nummeren is uitgeschakeld.
    Objectstatus
    Voer de standaardstatus in die automatisch aan het object wordt toegekend.
    Als specifiek aanmaken
    Selecteer deze optie om aan te geven dat de organisatie van het object tijdens het genereren op een bepaalde organisatie wordt ingesteld.
    Automatisch nummeren
    Selecteer deze optie om het systeem automatisch het volgende beschikbare objectnummer te laten toewijzen als nieuw objectnummer. Steekproefcode wordt automatisch gewist.
    Oorspronkelijke werkorder
    Voer de oorspronkelijke WO in.
    Sleutel 1 tot en met 6
    Voer aanvullende informatie die kan worden gebruikt om de configuratie te identificeren als u gebruikmaakt van de interfaces voor het verzamelen van gegevens.
    Objectlengte
    Voer de lengte in van het object.
    Eenheid objectlengte
    Selecteer de eenheid voor de lengte van het object.
    Eenheid lineaire referentie
    Selecteer de eenheid voor de lineaire referentie.
    Referentie nauwkeurigheid
    Selecteer de nauwkeurigheid voor de lineaire referentie.
    Geografische referentie
    Voer hier de geografische referentie in voor de lineaire referentie
    Verhuurobjecten
    Selecteer deze optie om aan te geven dat het een verhuurobject betreft.
    Verhuur-sjabloon
    Geef de sjabloon op die u aan het verhuurobject wilt koppelen.
    Contractobjecten
    Selecteer deze optie om aan te geven dat het een contractobject betreft.
    Contractsjabloon
    Geef de sjabloon op die u aan het contractobject wilt koppelen.
    Klant
    Geef de klantcode op.
    Kalendergroep
    Geef de kalendergroep op voor het object.
    Boetefactor
    Voer hier de boetefactor van het object in.
    Minimumboete
    Voer hier het minimum boetebedrag in dat moet worden voldaan voordat een boete van de onderhoudskosten kan worden afgetrokken.
    Serviceverleningsmatrix
    Selecteer deze optie indien u de werkorders voor het object wilt beperken tot een voorgedefinieerde serviceverleningsmatrix.
    Vervangingswaarde
    Voer de huidige vervangingswaarde voor het object in.
    Niveau energierekening
    Selecteer deze optie om aan te geven dat er voor het object energierekeningen kunnen worden vastgelegd.
    GAS-getraceerd
    Selecteer deze optie om het object als GAS-getraceerd (Global Asset Sustainability) in te stellen.
    Vloeroppervlak
    Voer het vloeroppervlak in en vervolgens de eenheid daarvoor.
    Geschatte opbrengst
    Voer de geschatte opbrengst in die met het object kan worden gegenereerd.
    Regio
    Geef hier de regio voor het object op.
    Primair gebruik
    Voer hier het primaire gebruik van het object in.
    Bouwjaar
    Voer hier het bouwjaar van het object in.
    Levensduur (jaren)
    Voer de levensduur van het object in.
    Betrouwbaarheidsrangorde-gegevens vergrendelen
    Selecteer deze optie om de betrouwbaarheidsrangordewaarden voor het object te vergrendelen op het tabblad Betrouwbaarheidsonderzoek van het scherm Object.
    Betrouwbaarheidsrangorde
    Voer hier de betrouwbaarheidsrangordecode voor het object in.
    Streefwaarde vermogensfactor
    Voer hier de streefwaarde vermogensfactor in die voor het object is vastgesteld.
    Streefwaarde piekvraag (W)
    Voer de gewenste piekvraag in watt in voor het object.
    Beginperiode facturering
    Voer de begindatum van de factureringsperiode in. De piekvraagmetingen zijn relevant na deze datum.
    Factureren om de
    Geef hier de lengte op van het interval dat verstreken moet zijn voordat de volgende factuur wordt verwacht. Selecteer vervolgens de eenheid in het veld ernaast.
    Efficiëntieverlies bij fase-onbalans van 1%
    Geef hier het efficiëntieverlies op bij 1 procent onbalans.
    Efficiëntieverlies bij fase-onbalans van 2%
    Geef hier het efficiëntieverlies op bij 2 procent onbalans.
    Efficiëntieverlies bij fase-onbalans van 3%
    Geef hier het efficiëntieverlies op bij 3 procent onbalans.
    Efficiëntieverlies bij fase-onbalans van 4%
    Geef hier het efficiëntieverlies op bij 4 procent onbalans.
    Onbalans in fase percentage efficiëntieverlies 5
    Geef hier het efficiëntieverlies op bij 5 procent onbalans.
    Prestatiebeheerder
    Voer hier de energieprestatiebeheerder in die verantwoordelijk is voor het object.
    Interval meterstand electriciteit
    Voer de lengte in van het tijdsinterval in minuten dat aangeeft hoe vaak de meterstand elektriciteit wordt gelezen.
    Drempelwaarde electriticeitsgebruik
    Voer hier de stroom in ampères in waarboven het object als actief wordt beschouwd.
    Revisiereden
    Geef de reden voor de revisie op.
  4. Klik op Record opslaan.