PO-routes en objecten in een route definiëren

Een route is een lijst met objecten die aan een werkorder of objectrecord voor preventief onderhoud kan worden gekoppeld als indicatie van de omvang van het werk dat moet worden uitgevoerd (aantal herhalingen). Meerdere objecten die samen worden onderhouden, volgen vaak een bepaalde route. U kunt deze routes vastleggen en er een code aan geven.

NB

Als u de GIS-module hebt aangeschaft, kunt u vanuit het scherm Routes de routes weergeven op een GIS-kaart.

Als de organisatieoptie ROUTEEOB op Y staat, worden DMO-werkorders aangemaakt wanneer de bovenliggende werkorder wordt vrijgegeven, ervan uitgaande dat de bovenliggende werkorder aan een route met objecten is gekoppeld. Als het onderliggende object zo is geconfigureerd dat de kaart van het object aan vrijgegeven werkorders moet worden gekoppeld, wordt de betreffende kaart bovendien aan elke DMO-werkorder gekoppeld.

  1. Selecteer Werk > Werkorderplanning > Routes.
  2. Klik op Nieuwe record.
  3. Geef de volgende gegevens op:
    Organisatie
    Voer hier de organisatie in waartoe de route behoort, als u met beveiliging per organisatie werkt.
    Route
    Voer hier een unieke code voor de route in en geef in het veld ernaast een omschrijving ervan.
    Objectklasse
    Voer hier de klasse van het te inspecteren object in. De getoonde klassen behoren tot de entiteit OBJ.
    Categorie
    Voer hier de categorie objecten of routes in die moet worden gekoppeld aan een normale route-inspectie.
    Sjabloon
    Selecteer deze optie om categorieën aan de route te koppelen. Laat dit veld leeg als u objecten aan de route wilt koppelen.

    Sjablonen (blauwdrukken) voor de routering zijn van toepassing op soortgelijke machines die hetzelfde onderhoud vergen en op machines die zo vaak worden verplaatst dat het onbegonnen werk is om de routes steeds aan te passen. Wanneer u Sjabloon selecteert, wordt een dynamische lijst gegenereerd met alle objecten die op die werkorder van toepassing kunnen zijn, ongeacht de locatie waar u het object verplaatst. Als u Sjabloon wist, wordt alleen het op de werkorder vermelde specifieke object weergegeven. Wanneer u Sjabloon inschakelt, kunt u geen Categorie opgeven. Als u Sjabloon inschakelt nadat u een Categorie hebt ingevoerd, wordt de door u ingevoerde Categorie gewist.

    Revisiestatus
    Voer hier de revisiestatus voor de route in.

    Revisie wordt automatisch ingevuld.

    NB

    U kunt een Revisiestatus alleen invoeren als de installatieparameter PMRVCTRL op Yes staat. Neem voor meer informatie contact op met de systeembeheerder.

  4. Klik op Record opslaan.
  5. Klik op het tabblad Object.
  6. Klik op Object toevoegen.
    Bij Volgnummer wordt automatisch het volgende volgnummer ingevuld op basis van de installatieparameter INCRLINO.
  7. Geef de volgende gegevens op:
    Objecten
    Geef hier het object op dat in de route moet worden opgenomen.
    Volgnummer
    U kunt het volgnummer desgewenst wijzigen.
  8. Geef desgewenst de volgende details van lineaire referenties op:
    Beginpunt
    Geef hier het punt op het lineaire object op vanaf waar het werk moet worden uitgevoerd.
    Eindpunt
    Geef hier het punt op het lineaire object op tot waar het werk moet worden uitgevoerd.
    Referentiebeginpunt
    Geef hier de herkomst of het beginpunt op van de route waar het werk begint.
    Richting verschuiving vanaf beginpunt
    Geef hier de richting op van de verschuiving ten opzichte van het beginpunt, bijvoorbeeld Noord of Zuid.
    Referentie-eindpunt
    Geef hier het eindpunt in de route op waar het werk wordt afgerond.
    Verschuiving vanaf eindpunt
    Geef hier de verschuiving van het segment vanaf het eindpunt op. Dit is de afstand waarmee het segment vanaf het eindpunt van het lineaire object wordt verschoven.
    Richting verschuiving vanaf eindpunt
    Geef hier de richting op waarin het lineaire object vanaf het eindpunt wordt verschoven, bijvoorbeeld van oost naar west.
  9. Klik op Bevestigen.