Terminologie van inspectiebeheer
Wanneer u de volgende termen kent, zult u de unieke kenmerken van de module voor inspectiebeheer vlotter kunnen gebruiken:
Term | Definitie |
---|---|
Inspectiepunt |
De fysieke locatie van het object dat moet worden geïnspecteerd. Voorbeeld: Kijk de banden van een bestelwagen om de drie maanden na op slijtage. De inspectiepunten zijn het linkervoorwiel, het rechtervoorwiel, het linkerachterwiel en het rechterachterwiel. Definieer ook inspectiepunten op categorieniveau, zodat de punten van toepassing zijn op alle objecten van de opgegeven categorie. Voorbeeld: Definieer inspectiepunten voor alle bestelwagens in plaats van voor één specifieke bestelwagen. |
Inspectiepunttype |
Groepen soortgelijke inspectiepunten. Voorbeeld: De typen inspectiepunten van een voertuig zijn banden, remmen, koplampen enzovoort. Bij een leiding kan het punttype een T-stuk of een las zijn. |
Inspectieaspect |
De artikelen die tijdens een inspectie worden gemeten. Een inspectiepunt kan meerdere inspectieaspecten hebben. Voorbeeld: Om het olieaspect te meten moet u de olie nakijken met de peilstok. Een ander voorbeeld is de wanddikte. |
Tijdsafhankelijkheid |
Indicatie van de trend van het inspectieaspect gedurende een bepaalde periode. De afhankelijkheid kan lineair toenemend of lineair afnemend zijn. Voorbeeld: De profieldikte van een band is van het type lineair afnemend. De minerale neerslag in waterleidingen is van het type lineair toenemend, waardoor de doorstroming van water afneemt. |
Inspectiepuntcondities |
De beperkingen die gelden bij het inspecteren van een object. Voorbeeld: Bij het inspecteren van de profieldikte kunnen de wielen niet in beweging zijn en moeten ze min of meer schoon zijn. Definieer de algemene condities die van toepassing zijn op alle aspecten of definieer condities die specifiek gelden voor een bepaald aspect. |
Inspectie-eenheid |
De eenheid voor de inspectie. Voorbeeld: De profieldikte kan worden uitgedrukt in centimeters. |
Inspectiemethode |
De gedetailleerde omschrijving van de wijze waarop de inspectie moet worden uitgevoerd. Voorbeeld: De inspectiemethode voor het controleren van het profiel van een band is eenvoudig: plaats het meetinstrument in de hoofdgroef van de band en noteer de hoogte van het profiel. |
Nominale waarde |
De norm waarmee de aspecten worden vergeleken. Voorbeeld: Een nieuwe winterband heeft een profiel van 0,7 cm. De garage adviseert de band te vervangen bij een profieldikte van 0,15 cm. De nominale waarde is dan 0,7 cm. |
Uiterste waarde |
Een minimum- of maximumwaarde waarmee het aanvaardbare gebied wordt aangegeven voor de inspectiestanden. Voorbeeld: De minimale uiterste waarde is 0,079 cm. De maximumwaarde is 0,7 cm. Alle metingen die hiertussen liggen, zijn aanvaardbaar. |
Kritieke waarde |
De waarde waarmee wordt aangegeven wanneer actie moet worden ondernomen voor een aspect. Voorbeeld: Wanneer het profiel nog maar 0,15 cm bedraagt, moet de band worden vervangen. |
Tolerantie |
Het percentage onder of boven de kritieke waarde. De tolerantie bepaalt de veiligheidsgrenzen. Deze waarden geven de noodzaak van een nieuwe inspectie aan. Voorbeeld: Voor het bandenprofiel is een tolerantie van 5% vastgelegd. Als een meting 5% boven of onder 0,15 cm komt (de kritieke waarde), moet een nieuwe inspectie worden uitgevoerd. |
Sjabloon voor inspectieroute |
Een gesorteerd overzicht van de inspectiepunten van een categorie (niet van een specifiek object), met daarbij zowel de volgorde als de inhoud van de inspectie. Pas de sjabloon (blauwdruk) toe op een object van de categorie. De sjabloon wordt bewaard in de bibliotheek in de database en wanneer u de sjabloon nodig hebt, wordt deze aan de werkorder gekoppeld. Voorbeeld: Definieer een sjabloon voor de 20.000-, 60.000- en 100.000-kilometerbeurt van een voertuig. Wanneer het tijd is voor het onderhoud, koppelt u deze sjabloon aan de werkorder voor het Ford-bestelbusje van 2001. |
Inspectieroute voor werkorder | Een voor een specifiek aspect geldende deelverzameling van een sjabloon voor een inspectieroute waarmee een route kan worden gekoppeld aan een specifieke werkorder. |
Routestatus |
De status van een inspectieroute verandert naarmate de inspectie verder gevorderd is. Hierna volgt een overzicht van de statuscodes.
|
Bevindingscode |
De code voor observaties of metingen die alleen kwalitatief kunnen worden uitgedrukt. Voorbeeld: Het is moeilijk om de kleur van water uit te drukken (helder, mistig, troebel). In zo'n situatie kunt u bevindingscodes definiëren voor helder, mistig en troebel. |
Resultaattype |
De geldigheid van een inspectiemeting of resultaat. Voorbeeld: Wanneer een bevinding "geldig" is, neemt u de waarde op in de systeemberekeningen. Wanneer een bevinding "ongeldig" is, moet de waarde niet in de berekeningen worden meegenomen. Wanneer een bevinding wijst op een onderbreking in de continuïteit, moet u deze opnieuw meten. |