Inspectieaspecten voor objecten definiëren

U kunt aspecten aan objecten of categorieën koppelen. U kunt bijvoorbeeld een categorie bestelbusjes of een specifieke bestelbus definiëren en deze vervolgens aan het inspectieaspect koppelen voor het meten van het bandenprofiel.

Om aspectpunten voor de inspectie van objecten te definiëren moet u het volgende doen:

  1. Selecteer Werk > Inspecties > Bewaakte gegevens.
  2. Selecteer het object, de objectklasse of de objectcategorie waarvoor u inspectieaspecten wilt invoeren en klik vervolgens op het tabblad Aspecten.
  3. Klik op Aspect toevoegen. De waarde voor Oorsprong wordt automatisch ingevuld.
  4. Geef de volgende gegevens op:
    Aspect
    Voer hier het inspectieaspect in waaraan u het bewaakte object wilt koppelen.
    Methode
    U kunt hier desgewenst de inspectiemethode voor het aspect invoeren.
    Nominale waarde
    Voer hier de beginwaarde of normale waarde en de maateenheid voor metingen van dit aspect in. Als de wanddikte van een nieuwe leiding bijvoorbeeld 3 mm bedraagt, is de nominale waarde 3 en de maateenheid mm.
    Min. uiterst
    Voer hier de minimale uiterste waarde in buiten de gebruiksspecificaties voor het aspectpunt.
    Min. kritiek
    Voer hier de laagst mogelijke waarde voor het aspectpunt in.
    Min. tolerantie
    Voer hier het minimumpercentage van de kritieke waarde voor het aspectpunt in.
    Min. standaardwerkorder
    Voer hier een standaardwerkorder in waarmee de normale gebruiksomstandigheden kunnen worden hersteld wanneer de minimale kritieke waarde is bereikt.
    Min. preventief onderhoud
    Voer hier een PO-werkorder in waarmee de normale gebruiksomstandigheden kunnen worden hersteld wanneer de minimale kritieke waarde is bereikt.
    Max. uiterst
    Voer hier de maximale uiterste waarde in buiten de gebruiksspecificaties voor het aspectpunt.
    Max. kritiek
    Voer hier de hoogst mogelijke waarde voor het aspectpunt in.
    Max. tolerantie
    Voer hier het maximumpercentage van de kritieke waarde voor het aspectpunt in.
    Max. standaardwerkorder
    Voer hier een standaardwerkorder in waarmee de normale gebruiksomstandigheden kunnen worden hersteld wanneer de maximale kritieke waarde is bereikt.
    Max. preventief onderhoud
    Voer hier een PO-werkorder in waarmee de normale gebruiksomstandigheden kunnen worden hersteld wanneer de maximale kritieke waarde is bereikt.
  5. Klik op Bevestigen.
    NB

    U kunt geen aspectrecords verwijderen die indirect zijn gekoppeld aan het bewaakte object.