Meterstanden voor werkorderobjecten invoeren

U kunt meterstanden voor de objecten van een werkorder invoeren. U kunt recente meterstanden voor objecten weergeven en nieuwe meterstanden invoeren voor de objecten van een werkorder.

NB

Als u denkt dat een stand verkeerd is ingevoerd, dan kunt u die verwijderen. Het is echter niet mogelijk om bestaande meterstanden te wijzigen.

Vaak is de meter van een object op een werkorder ondergeschikt aan de meter van een moederobject in een bedrijfsmiddelenstructuur. In dergelijke gevallen moet de nieuwe stand worden ingevoerd/bevestigd voor (de meter van) het bovenliggende object, ook al voert u de stand in via (de meter van) het onderliggende object van de werkorder. Bovendien moet de nieuwe stand worden doorgegeven aan alle onderliggende entiteiten van de bovenliggende entiteit in de bedrijfsmiddelenstructuur. Gebruik Doelobject om het object aan te geven waarvoor u de meterstand wilt invoeren.

NB

Het Doelobject voor een meterstand is alleen gelijk aan het object van de werkorder als de meter een onafhankelijke meter is.

Als het object van de werkorder een dochterobject in een structuur is en als moeder en dochter dezelfde eenheid hebben in de metergebruiksdefinities en als gebruiksdefinities zijn gedefinieerd als meters voor moeders en dochters, kan het Doelobject echter ook een moeder van het object op de werkorder zijn.

Om meterstanden voor werkorderobjecten in te voeren moet u het volgende doen:

  1. Selecteer Werk > Werkorders.
  2. Selecteer de werkorder met het object waarvoor u meterstanden wilt invoeren en klik op het tabblad Meterstanden.
  3. Geef de volgende gegevens op:
    Doelobject
    Wijzig desgewenst het object waarvoor u meterstanden wilt invoeren. In het veld Doelobject wordt automatisch het object op het hoogste niveau van de meterstructuur ingevuld. Bij Object wordt automatisch het object ingevuld dat op de werkorder is gedefinieerd.

    Als u een nieuw Doelobject selecteert, worden alle velden op het scherm op basis van de nieuwe combinatie van Doelobject en Eenheid bijgewerkt, met uitzondering van Object, Objectorganisatie en Objectbeschrijving.

    NB

    De meter voor het Object op een werkorder kan de onderliggende meter zijn van een meter die aan een bovenliggende entiteit van het Object is gekoppeld. In dergelijke gevallen moeten het moederobject en de moedermeter de nieuwe voor de dochtermeter ingediende stand ontvangen en moet de nieuwe stand aan alle dochterobjecten van de moeder worden doorgegeven.

    Alleen als de objectmeter een onafhankelijke meter is, is het Doelobject het Object in de kopgegevens van de werkorder. Als het Object in de kopgegevens van de werkorder een dochterobject in een bedrijfsmiddelenstructuur is en de dochter en de moeder dezelfde eenheid hebben in de metergebruiksdefinitie en als de gebruiksdefinities zijn gedefinieerd als meters voor moeders en dochters, kan het Doelobject de moeder zijn van het Object in de kopgegevens van de werkorder.

    Objecten
    Geef het object op waarvoor u de meterstand wilt invoeren als de werkorder een werkorder met meerdere objecten is.

    Als er een gebruiksdefinitie bestaat voor het object, wordt bij Object automatisch het object in de kopgegevens van de werkorder ingevuld. Als er echter geen gebruiksdefinitie bestaat voor een van de werkorderobjecten of als de werkorder geen werkorder met meerdere objecten is, wordt Object beschermd.

    Als u een nieuw Object selecteert, worden alle velden op het scherm bijgewerkt op basis van de nieuwe combinatie van Doelobject, Eenheid en Object.

    Eenheid
    Selecteer de eenheid.
    NB

    Als de primaire Eenheid in de objectrecord voorkomt in de bestaande gebruiksdefinities van het object, wordt bij Eenheid automatisch de primaire Eenheid van het object ingevuld.

    Invoertype
    Selecteer een van de volgende opties:
    Meterstand
    Selecteer deze optie om de huidige meterstand in te voeren.
    NB

    U kunt het veld Stand alleen invullen als de meter is geselecteerd als Omhoog/omlaag op de meter op het tabblad Meters van het scherm Bedrijfsmiddelen, Posities, Systemen of Locaties.

    Verschil
    Selecteer deze optie om het verschil tussen de laatste en de huidige meterstand in te voeren.
    Datum/tijd
    Voer hier de datum en tijd in waarop de meterstand is opgenomen.
    Nieuwe waarde
    Voer hier de waarde van de meterstand in.
  4. Klik op Bevestigen.

    De volgende tabel laat zien hoe het systeem de lijst Meterstanden bijwerkt met de volgende gegevens:

    Veld Waarde
    Laatste waarde Hiermee wordt de waarde van de vorige meterstand aangegeven.
    NB

    Laatste waarde is nul wanneer de record voor de nieuwe meterstand de eerste record is voor de Eenheid van het Doelobject.

    Meter Hiermee wordt de meter met de stand geïdentificeerd.
    Meter terug op nul bij Hiermee wordt de waarde aangegeven waarbij de meter teruggezet wordt op nul.
    Totaal gebruik Hiermee wordt de som aangegeven van de vorige waarde van Totaal gebruik en het verschil tussen Nieuwe waarde en Laatste waarde.
    Gebruik sinds laatste werkorder Hiermee wordt het verschil aangegeven tussen de huidige waarde van Totaal gebruik en het gebruik op het tijdstip en de datum waarop de laatste werkorder voor het Doelobject is afgesloten of voltooid.
    Gemiddeld dagelijks gebruik Hiermee wordt de waarde van het gemiddelde dagelijkse gebruik aangegeven voor de Eenheid van het doelobject op basis van het aantal standen dat is opgegeven in de gebruiksdefinities.
    Laatste stand Hiermee worden de datum en tijd aangegeven waarop de huidige/meest recente meterstand is ingevoerd voor de logische/fysieke meter.
    Datum laatste stand Hiermee wordt het verschil (in dagen) aangegeven tussen de Datum laatste stand en de huidige systeemdatum en -tijd.

    Als er een record voor een fysieke meter is gekoppeld aan de gebruiksdefinitie van het object, wordt ook de record voor de fysieke meter bijgewerkt: de Laatste waarde van de fysieke meter wordt automatisch ingevuld (gelijk aan de huidige of meest recente stand). Bij Gebruik sinds installatie worden de som van het vorige Gebruik sinds installatie en het verschil tussen het nieuwe en vorige Totaal gebruik ingevuld.

    NB

    Als het geselecteerde Doelobject is gekoppeld aan een of meer vaste of variabele PO-schema's die worden vrijgegeven op basis van meterinterval (gebruik), kunnen er door het invoeren en bevestigen van een Nieuwe waarde voor een meter PO-werkorders worden vrijgegeven voor het Doelobject en/of alle eventuele onderliggende objecten die de gevolgen ondervinden van de doorgegeven meterstand. Als een meterinterval voor het Doelobject en/of dochterobject het punt bereikt (of overschrijdt) waarop een nieuwe PO-werkorder moet worden vrijgegeven, wordt de status van alle PO-werkorders automatisch bijgewerkt op basis van de installatieparameter WORKWOST, zolang er maar geen bestaande vrijgegeven werkorders zijn voor dezelfde PO-werkorder voor het Doelobject/dochterobject.

    De Begindatum van de activiteiten voor de volgende PO-werkorder wordt gewijzigd in de huidige systeemdatum en tijd. Het Revisienummer van het PO-schema, de route, de materiaallijst en/of de taak wordt gewijzigd in het nummer van de huidige goedgekeurde Revisie. Indien nodig worden reserveringen gemaakt voor alle artikelen op een eventuele materiaallijst voor de PO-activiteit. Tevens worden voor de volgende PO-werkorder gebeurtenissen gemaakt op basis van de huidige bovenliggende structuur die voor het Bovenliggend object is gedefinieerd en er worden inspectiepunten gemaakt als de PO-werkorder een inspectieroute bevat. Als een kalibratiewerkorder wordt vrijgegeven als gevolg van een meterstand, worden ook alle kalibratiegegevens gekopieerd naar de vrijgegeven PO-werkorder.