Grootboekprocessen definiëren

U kunt parameters definiëren waarmee in grootboekprocessen op dynamische wijze een SQL Select-instructie kan worden gemaakt voor de overdracht van transactiegegevens van Infor EAM naar een ERP-applicatie. Met dynamische SQL kunt u de selectie en verwerking van Infor EAM-transacties configureren op basis van de vereisten van uw organisatie.

NB

In de voorbeelden in dit hoofdstuk worden notaties gebruikt die specifiek zijn voor Oracle-database en PL/SQL. Als uw EAM-database Microsoft SQL Server is, moet u de MS SQL Server-equivalent gebruiken.

Om grootboekprocessen te definiëren moet u het volgende doen:

  1. Selecteer Beheer > Databridge > Definities grootboekprocessen.
  2. Klik op Nieuwe record.
  3. Geef de volgende gegevens op:
    Definitie grootboekproces
    Geef hier een unieke code op voor de definitie van het grootboekproces en geef in het veld ernaast een beschrijving ervan, bijvoorbeeld DS-UITGIFTEN.
    NB

    Met het proces dat u aanmaakt moet de unieke code worden bepaald die u invoert. Over het algemeen verwijst de unieke code naar de combinatie van het proces en de groep. Als u bijvoorbeeld een proces voor uitgifte vanuit magazijn aanmaakt voor het GVL-magazijn, voert u UITGIFTE_GVL in.

    Rij-identiteit
    Geef hier een unieke record-ID op voor de rij in de brondatabasetabel voor het grootboekproces, bijvoorbeeld r5translines.ROWID.
    NB

    U moet de tokenrij-ID ROWID gebruiken om de bronrij in de databasetabel te identificeren.

    Planningsgroep
    Geef hier de tabelkolomnaam op voor de groeperingswaarde voor het grootboekproces, bijvoorbeeld TRL_TYPE.
    NB

    Planningsgroepen delen vaak gemeenschappelijke waarden die worden gebruikt bij het maken van de WHERE-instructie voor de procesdefinitie. Planningsgroep wordt ook gebruikt op het scherm Grootboekreferenties om de financiële applicatiewijzigingen in de groep aan te brengen.

    Categorie journaalpost
    Geef hier een unieke waarde op voor de ERP-journaalpostcategorie voor de invoerreferentiegroep, bijvoorbeeld trl_JECATEGORY. Vraag de financieel manager van uw organisatie om de juiste waarde.
    Bron journaalpost
    Geef hier een unieke waarde op voor de ERP-journaalpostbron voor de invoerreferentiegroep, bijvoorbeeld trl_JESOURCE. Vraag de financieel manager van uw organisatie om de juiste waarde.
    Samenvatting
    Selecteer deze optie om een samenvatting op te nemen voor het grootboekproces
    Grootboek-ID
    Geef hier de code op voor het ERP-grootboek voor de invoerreferentiegroep, bijvoorbeeld tra_org. Vraag de financieel manager van uw organisatie om de juiste code. Als u meerdere grootboeken gebruikt, moet er een relatie bestaan tussen de procesdefinitie en de referentiegroep waarmee de juiste transactieset wordt geclassificeerd.
    Datum
    Geef hier de datum op die moet worden gebruikt voor de grootboekjournaalposten. U kunt de datum invoeren van de oorspronkelijke transactie, bijvoorbeeld TRL_DATE, de datum van de transactieoverdracht, bijvoorbeeld SYSDATE, of de datum voor het einde van de financiële periode voor de transactie.
    Bedrag
    Geef hier de berekening op voor de monetaire waarde van de transactie, bijvoorbeeld TRL_PRICE* TRL_QTY of TRL_PRICE*TRL_QTY*1.15, als een overheadfactor wordt gebruikt in de kostenberekening.
    NB

    Gebruik desgewenst positieve en negatieve waarden.

    Segmenten
    U kunt de rekeningcodesegmenten voor de journaalposten opgeven. Als u meerdere segmenten hebt geactiveerd in de ERP-boekingsdefinitie, moet u alle segmenten in dit veld invoeren, bijvoorbeeld ACD_SEGMENT1, ACD_SEGMENT2, ACD_SEGMENT3, ACD_SEGMENT4, ACD_SEGMENT5, ACD_SEGMENT6, ACD_SEGMENT7.
    NB

    Als u meerdere segmenten invoert, dient u geen verbindende instructies op te nemen, zoals "en".

    From-instructie
    Geef hier de Infor EAM-brontabel(len) op die nodig zijn om rekening te houden met alle procesdefinitiebeperkingen. Er moet ten minste de tabel R5ACCOUNTDETAIL en één transactietabel worden ingevoerd, bijvoorbeeld: r5translines, r5accountdetail, r5transactions.
    NB

    Neem het woord FROM niet op in de tekst van de From-instructie.

    WHERE-instructie
    Geef hier de "where"-conditieclausule op. De "WHERE"-conditieclausule is afhankelijk van de procesdefinitie. U moet beperkingen invoeren voor de join-instructie van alle weergegeven tabellen en voor de waarden voor XXX_GLTRANSFER en XXX_GLTRANSFERFLAG, waarmee wordt voorkomen dat records meerdere malen worden ingediend, bijvoorbeeld:
    trl_acd = acd_code AND NVL(trl_gltransferflag, '-' ) = '-' AND tra_code = trl_trans AND tra_rstatus = 'A' and tra_type = 'I' and trl_type = 'I' and trl_event is not null and trl_QTY >0
    

    De kolommen XXX_GLTRANSFER en XXX_GRTRANSFERFLAG worden bijgewerkt met Instructie bijwerken bron. Daarom moet u het gebruik van Instructie bijwerken bron binnen de Where-conditieclausule beperken. Voor bijvoorbeeld een elementaire Where-instructie voor een uitgifteproces dat R5TRANSLINES en R5ACCOUNTDETAIL vereist, voert u trl_acd = acd_code en nvl(trl_gltransferflag,'+') != '+' and trl_rtype = 'I' in.

    NB

    Gebruik geen puntkomma als eindteken en neem het woord WHERE niet op in de tekst van de Where-instructie.

    Instructie bijwerken bron
    Geef hier een SQL-instructie op om de rij in de transactiebrontabel bij te werken.

    Met deze instructie wordt een transactierecord als verwerkt gemarkeerd zodat deze niet nogmaals wordt verwerkt. U moet het token :ROWID of :rowid in de instructie opnemen.

    Zie het volgende voorbeeld van Instructie bijwerken bron waarmee een transactierecord als verwerkt wordt gemarkeerd zodat deze niet nogmaals wordt verwerkt.

    UPDATE r5translines SET trl_gltransferflag = '+', trl_gltransfer = sysdate WHERE rowid = :rowid
    Instructie bijwerken bestemming
    Geef hier een SQL-instructie op om de tabel R5GLINTERFACE bij te werken en de in de journaalimportbewerking vereiste referentiegegevens op te nemen. Met Instructie bijwerken bestemming worden de referentievelden in de tabel R5GLINTERFACE ingevuld met aangepaste gegevens die zijn vereist voor de installatie. Neem bijvoorbeeld de voorraadcode, de omschrijving en het werkordernummer op voor een voorraaduitgiftetransactie in een referentieveld. Deze referentiegegevens worden vervolgens in de journaalpost opgenomen. Zie het volgende voorbeeld van Instructie bijwerken bestemming waarin twee tokens worden gebruikt. Het ene token is :transid, waarmee wordt verwezen naar de juiste rij in R5GLINTERFACE. Het tweede token is :rowid, waarmee wordt verwezen naar de rij-ID van de transactiebron. De rij-ID van de transactiebron wordt gebruikt om aanvullende transactiereferentiegegevens op te halen.
    Declare
    
    Cursor C1 is
    
    SELECT substr(v.PRV_VALUE,1,3) company, substr(v.PRV_VALUE,5,4) GLS,
    substr(v.PRV_VALUE,10,5) DEP,
    substr(v.PRV_VALUE,16,6) EXP, substr(v.PRV_VALUE,23,4) PL , substr(v.PRV_VALUE,28,3) IC, 
    substr(v.PRV_VALUE,32,6) FU
    from
    R5TRANSLINES L, R5PROPERTYVALUES V
    where l.rowid = :rowid
    and v.prv_property (+) = 'INVOFF' and v.PRV_RENTITY (+) = 'STOR'
    and v.PRV_CODE (+) = l.trl_store;
    BEGIN
    
    
    FOR r IN C1 LOOP
    UPDATE r5glinterface
    SET gli_segment1 = r.company, gli_segment2 = r.GLS,
    gli_segment3 = r.DEP, gli_segment4 = r.EXP
    WHERE gli_transid = :transid
    and gli_segment2 = '****' ; END LOOP;
    end;
    
  4. Klik op Record opslaan.